Navigatie Link overslaanStart » Geloof » Johannes van het Kruis » Fuente 2009.06.13
Ziel, zoeken moet je jezelf in Mij
En Mij moet je zoeken in jezelf        
Theresia van Avila
 
Lezing Fuentedag 13 juni 2009                                                        Marjo Bennink
                                              
WAAR HOUDT GIJ U VERBORGEN
 
Lieve mensen,
Het onderwerp van vandaag is al eens eerder het onderwerp van de dag geweest.
Met de prachtige laatste regels van de inleiding toen wil ik deze keer beginnen:
 
“We zullen van gedachte wisselen over de vaak gestelde vraag:
 Waar houdt Gij U verborgen?
het zal weer een heleboel andere vragen oproepen
dat is heel goed! Maar allemaal hebben we een machtige hulp ter beschikking.
Dat is : Ons Hart
Ons Hart is de plaats waar we moeten zoeken.
Ons Hart heeft de kennis van het gezochte.
Ons Hart heeft het zintuig om het gezochte waar te nemen.
Ons Hart houdt het verlangen levend.
Ons Hart geeft de moed om vol te houden
Ons Hart alleen kan de Geliefde vinden.
Ons Hart geeft     in alle stilte     antwoord op de vraag:       “Waar houdt Gij U verborgen?” ”   
Tot zover die inleiding
Ja, ons hart kent de waarheid.
Ons hart kent God. In ons hart is God aanwezig.
Maar kennen wij ons hart?
Oppervlakkige gevoelens en een aantal drijfveren kunnen ons nog wel bekend zijn.
En we weten meestal wel wat ons boos maakt of wat ons kan kwetsen.
Maar zijn we ons bewust van alle sluiers of lagen die er in de loop van ons leven over ons hart zijn komen liggen.
Ruusbroeck bad tot God: “Jij die in mij woont
Met de kracht als van een opspuitende bronwel,
Vol sprankelend, levengevend water.
Ik heb het - tot mijn schade en schande-
Klaar gekregen (wie laat nu het meest vrij?)
Om jaar na jaar stenen te verzamelen
En daarmee die bronwel in mij te begraven
Onder puin en gruis en eigen drukdoenerij.”
   Puin en gruis neemt allerlei vormen aan.
In de laatste Fuente bijeen komst hebben we het uitgebreid over angst gehad.
Alleen al het puin en gruis of de sluier van angst heeft vele gezichten: afweer, hebzucht, beredeneringen, beschuldigingen, onverdraagzaamheid, grenzen stellen en vele, vele anderen, waaronder ook de zogenaamde ‘reële bezorgdheid’, stress, spanning, onbehagen, onrust.
Wij zijn ons er nauwelijks van bewust wat er allemaal in ons binnenste leeft.
En heel weinigen van ons stellen al hun verstandelijke vermogens in het werk om het hart met al z’n sluiers te onderzoeken. 
Iedere inspanning van eerlijk en oprecht zelf onderzoek brengt ons dichter naar binnen, dichter bij de kern van ons hart.
Maar wanneer we ons realiseren dat 99% van de inspanningen van onze gedachten, woorden of daden slechts op het vervullen van onze verlangens in één of andere vorm gericht is, dan moeten we wel concluderen dat er niet veel energie overblijft voor het innerlijk onderzoek. Het innerlijk onderzoek is een gevecht. Een gevecht om duidelijkheid te krijgen wat de sluiers over ons hart zijn en hoe ze verwijderd of transparant gemaakt kunnen worden.
Heeft Dag Hammerskjold niet geschreven : “De langste reis in de reis naar binnen”
In het dagelijks leven moge onze inspanningen voornamelijk op onze eigen verlangens gericht zijn, toch zijn we nooit helemaal het besef kwijt dat God er ook nog is.
En dan kunnen er, in de rumoerigheid van alledag, maar misschien juist ook in momenten van vermeende stilte, momenten zijn waarin wij ons afvragen: Waar houdt Gij U verborgen
 
Is het ooit bij ons opgekomen dat God zich afvraagt: “Waar houden jullie je verborgen?”
Waar zijn wij voor God. ?
Wij kunnen gemakkelijk in onszelf zeggen: “hier ben ik, God”.
Maar stellen wij ons dan werkelijk, voldoende open?
Kunnen wij ons, al is het maar 1 minuut, of zelfs maar een paar seconden, zodanig vrijmaken van onze bezigheden maar vooral van onze gedachten dat we werkelijk stil zijn van binnen en leeg, zodat God ons kan komen vervullen?
Wanneer God naar ons zoekt, zijn we dan thuis? In onszelf?
Of zijn we in gedachten op het werk, bij de buren, bezig met de buurvrouw, onze relatie, de concurrent, de kinderen, de boodschappen, de regering of één van de vele dingen waarheen onze gedachten heengaan om onze bewuste of onbewuste verlangens te vervullen
Onze gedachten zijn bijna nooit thuis.
Wij zijn nooit thuis wanneer God bij ons op de deur klopt.
 
En…..wanneer wij dan naar God verlangen, is dat dan een egoloos, zelfloos verlangen? 
Een verlangen naar God vanwege God of is het meer dat wij zelf iets voelen van een gemis.
Dat wij b.v.‘een goed gevoel’ missen, ongelukkig zijn of verlangen naar het gevoel van een eerdere ervaring; een ervaring die ons even uittilde boven de ervaringen en gevoelens van iedere dag?
Want ik denk toch niet dat we alleen naar God verlangen omdat Hij nu eindelijk eens even al die ‘wantoestanden’ op aarde, zoals daar zijn oorlogen, geweld en onderdrukking,
natuur en vliegtuig rampen, misdaad en ellende uit de wereld te helpen.
 
We zijn zo gewend om al wat goed is te beschouwen als komend van God.
En wanneer er iets heel akeligs gebeurt dan zijn we geneigd te zeggen: hoe heeft God dat nu kunnen doen of toelaten.
Toch zien we na kortere of langere tijd, dat iets, dat we gewend zijn te labelen als ‘slecht’, altijd wel iets ‘goeds’ kan voortbrengen of dat iets goeds kwalijke bijverschijnselen kan hebben.
Wat we in één fase van ons leven afkeuren kan in een andere fase goed zijn voor ons.
Wat goed is voor de één kan slecht zijn voor de ander.
Wanneer wij nadeel van iets ondervinden kan dat voor een ander een voordeel zijn.
Wie bepaald wat goed of slecht is?           
En waarom kan God, in onze beperkte visie, alleen dingen doen die, in onze beperkte visie, ‘goed’ zijn.’
 
Als de mens de schepping zou moeten besturen zou het heel gauw helemaal mis gaan.
Dat weten we allemaal heel goed en toch kunnen we de teugels ook maar heel moeilijk bij God laten
We kunnen maar heel moeilijk vertrouwen “dat het allemaal goed is”
We kunnen maar heel moeilijk zeggen: “Uw wil geschiede”
We zouden, op onderdelen, onze eigen wil graag willen invoeren.
En wij kunnen maar heel moeilijk onze goede én slechte daden overgeven aan God.
 
Ook al zijn wij de schepping, zijn wij allen de kinderen van God.
 
Ons vertrouwen schiet altijd weer te kort en dan komen we ertoe om te bidden:
”Almachtige God, Gij, die van de hele schepping de Oorzaak en het Gevolg zijt, de Bron vanwaar wij komen en de Bestemming waarheen wij allen gaan, Alomtegenwoordige, Wiens Licht is in alle dingen, Wiens Liefde is in alle wezens, overal in alles en allen.
Waar houdt Gij U verborgen? “                                                                                                                                              
God is overal, almachtig en alom tegenwoordig of, in alledaagse woorden, overal. Overal.
Overal. Als kind wist ik al heel goed dat wanneer ik ook nog maar zo’n klein stukje van de chocoladeletter van iemand anders afbeet, misschien niet de eigenaar van de letter, dan toch altijd God getuige was van mijn euveldaad.
Hetzelfde gold dat voor alle, voor mijn ouders verborgen gehouden, stoutigheden.
God is overal, ziet en hoort alles, alwetend, overal, in alles, aanwezig.
Hoe ter wereld kunnen we Hem dan niet zien?
 
In de tekst van Johannes van het Kruis voor vandaag staat:
“Het Woord, de zoon van God, samen met de Vader en de H.Geest is op verborgen wijze
in de binnenste kern van de ziel aanwezig, en wel wezenlijk.
 
Meester Eckhart zei:
Moge de liefdevolle milde God, die waarheid is, ons allen geven dat wij de waarheid in onszelf vinden en gewaar worden.
 
Van deze waarheid worden in het boeddhisme de vier belangrijkste hindernissen genoemd die ons beletten de waarheid te zien: (dit kwam bij het onderwerp ‘Waarheid’ al eerder ter sprake)
  1. De waarheid is eenvoudigweg te dichtbij om herkend te worden. Zoals wij, zonder hulpmiddel, ons gezicht niet kunnen zien
  2. Zij is te diep om te peilen. Wij hebben geen idee hoe diep zij zou kunnen zijn; als we dat wel hadden, zouden we haar al, in zekere mate, gerealiseerd hebben.
  3. Het is te gemakkelijk om te geloven. In feite is alles wat we moeten doen, eenvoudigweg rusten in het naakte, pure gewaarzijn.
  4. Het is te fantastisch om te bevatten. De enorme onmetelijkheid ervan is immers te immens om in onze beperkte manier van denken te passen. We kunnen het gewoon niet geloven.
Wij staan temidden van en zijn deel van, deze onmetelijke Waarheid, temidden van God.
 
Johannes van het Kruis zegt in de donkere nacht: “Met iemand die verblind is door zijn verlangens gaat het immers zo, dat hij, staande temidden van de Waarheid en wat goed voor hem is, er niet in slaagt er meer van te zien dan wanneer hij in duisternis gehuld was”.
Zeer weinig mensen hebben hun directe ervaringen met God zo duidelijk op papier gezet als Johannes van het Kruis;
Hij beschrijft de weg tot God voor zover die in woorden weergegeven kan worden
Hij beschrijft alle voetangels en klemmen die ons mensen verhinderen om tot die openbaring te komen
God is Waarheid        God is Liefde, de alomvattende Liefde
God is Stilte     God is Schoonheid    
God is Almachtig       God is Alles  
Laat dan niets ons beletten om ons gehele bestaan, onze gedachten, gevoelens, onze woorden en daden aan hem over te geven in een totaal en absoluut vertrouwen : “Uw wil geschiede”
 
Elisabeth van de Drieëenheid bad:
“O mijn God, Drieëenheid die ik aanbid, help mij mijzelf totaal te vergeten
om mijn intrek te nemen in U, in eenheid van hart en vrede, gevestigd in Uw eeuwig nű”.
 
Ik wil graag eindigen met het gedicht van Theresa van Avila
“Ziel, zoeken moet je jezelf in Mij
En Mij moet je zoeken in jezelf.
Zo heeft, o ziel, de liefde
Jouw beeld in mij kunnen prenten,
Dat niet een begaafde schilder,
Met al zijn meesterschap,
Dat beeld zou kunnen maken.
Jij werd geschapen uit liefde,
Mooi, schoon en zo diep
In mijn binnenste getekend,
Dat, als jij jezelf verliest, mijn lief,
Ziel, jij jezelf moet zoeken in Mij
Ik weet, als jij je ooit zou vinden
Getekend in mijn hart
En zo naar het leven uitgebeeld,
Dat het je verheugen zou, bij het zien van jezelf
Je zo prachtig getekend te zien.
En mocht je soms niet weten
Waar je Mij zult vinden,
Dwaal dan niet van hier naar ginds,
Maar, als je Mij wilt vinden,
Moet je mij zoeken in jezelf.
Want jij bent mijn onderdak
Jij bent mijn thuis en plaats van rust,
En daarom klop ik altijd bij jou aan,
Als ik in jouw gedachten
De deur gesloten vind.
Buiten jezelf hoef je Mij niet te zoeken,
Want om Mij te vinden
Zal het genoeg zijn Mij slechts te roepen;
Ik zal dan zonder talmen naar jou toegaan,
En Mij moet je zoeken in jezelf”.   (vertaling: Otger Steggink)